Tot en met 3 september 2023 loopt in het Huis van het Boek (voorheen Museum Meermanno-Westreenianum) in Den Haag een tentoonstelling over wilde planten vroeger en nu, met als hoogtepunt de historische boekenreeks de Flora Batava. Wellicht is het leuk om te weten dat de hele Flora Batava ook aanwezig is in de librijecollectie van het streekarchief. Librijekenner en voorzitter van de Stichting Vrienden van Archief en Librije Jan Willem Klein vertelt in deze uitgelicht meer over dit monument van de negentiende-eeuwse boekproductie.


Lange adem
Het gigantische drukavontuur van de Flora Batava duurde maar liefst 134 jaar. De eerste aflevering verscheen in 1800, de laatste in 1934. Het uitgangspunt was om alle in Nederland inheemse planten te beschrijven en af te beelden. Het geïllustreerde overzicht werd in afleveringen gepubliceerd. Die moesten vervolgens door de eigenaren zelf gebonden worden. In totaal vormden de 461 afleveringen maar liefst 28 delen met 2240 platen. De Goudse librije heeft al vroeg ingeschreven op de serie, niet wetend dat het tot 1934 zou duren, alvorens het werk compleet zou zijn. De Goudse Flora Batava is verdeeld over 31 banden en is in de librijecollectie ondergebracht onder de inventarisnummers 0190. 7761 t/m 0190. 7788.


Firma Sepp
De firma Sepp in Amsterdam stond aan de wieg van de Flora Batava. Deze uitgever was gespecialiseerd in wetenschappelijke werken met handgekleurde platen. Zo gaf zij ook de vijf delen van Cornelis Nozeman, De Nederlandsche vogelen uit, die zich eveneens in de librijecollectie bevinden (inventarisnummers 0190. 8343 t/m 0190. 8347). Ondanks dat het bedrijf van Sepp na de dood van de oprichter in steeds moeilijker vaarwater kwam, bleef de Flora Batava regelmatig verschijnen. Uiteindelijk hield Sepp er in 1868 mee op, maar de productie werd overgenomen door achtereenvolgens de firma's De Breuk & Smits (Leiden), Vincent Loosjes (Haarlem) en Martinus Nijhoff (Den Haag).


Auteurs
In de loop van de tijd hebben verschillende auteurs aan de Flora Batava gewerkt. De eerste vier delen zijn geschreven door Jan Kops, de volgende vier delen door Jan Kops, samen met H.C. van Hall en deel 9 door Jan Kops en J.E. van der Trappen. Aan deel 10 schreef P.M.E. Gevers Deynoot, deel 11 is verzorgd door F.A. Hartsen en de delen 12 tot en met 20 door F.W. van Eeden, de vader van de bekende schrijver Frederik van Eeden. Aan de delen 21 tot en met 27 werd gewerkt door L. Vuyck en het laatste, 28e deel, werd geschreven door W.J. Lütjeharms en A. de Wever.


Techniek
De Flora Batava wordt als een monument van de negentiende-eeuwse boekproductie beschouwd. En dat niet alleen wegens het botanische overzicht en het plaatwerk, maar vooral omdat er zo veel ontwikkelingen in druk-en illustratietechnieken in één werk terug te vinden zijn. Werd aanvankelijk gebruik gemaakt van kopergravures en later lithografieën die met de hand ingekleurd werden, in de laatste vier delen werd chromolithografie gebruikt.

Systeem
Het is niet duidelijke hoe de indeling van de beschreven planten in de Flora Batava is. Er lijkt geen systeem in te zitten. In het Voorbericht op het eerste deel gaat Kops voorbij aan een mogelijke indeling van het plantenrijk. Wel zegt hij de planten ook in het systeem van Linnaeus te plaatsen. Dat wil in dit geval zeggen dat hij in de index op plantennamen ook vermeld tot welke Linnaeïsche klasse de plant behoort. Maar de volgorde van beschrijving in de Flora Batava is verder willekeurig.


Naamgeving
Veel nadruk legt Kops op de naamgeving van de planten. Aangezien de Flora Batava voor het Nederlandse publiek bestemd was, moesten de tekst van de beschrijvingen en de plantennamen in het ‘Nederduitsch’ gesteld worden. Wat de plantennamen betreft, zou hij het toejuichen als alle ‘inlandsche’ planten dezelfde Nederduitsche namen zouden krijgen. Planten hebben nu, klaagt hij, ‘in de verschillende oorden en plaatsen van ons Gemenebest zeer onderscheide benaamingen…’. Hierdoor is het lastig om iemand van elders te laten weten welke plant bedoeld wordt. ‘Hoogstwenschelyk ware het dat elke Inlandsche Plant slechts ééne Nederduitsche benaaming hadt over de geheele Republiek […] Onzer Natie ontbreekt in dit opzicht eene algemeene taal.’ Nu de zaken zo staan zal hij bij de beschrijvingen maar één Nederlandse plantennaam – in grote cursieve letters – onder de Latijnse naam zetten, in de hoop dat dat op den duur de algemene benaming voor de plant in heel Nederland gaat worden. Onder deze proto-officiële Nederlandse naam komen dan de Duitse en Engelse namen, en daaronder de eventuele Nederlandse streek- of bijnamen.


Wat ten slotte de Flora Batava ook bijzonder maakt, is dat zij de groeiplaatsen van de planten aangeeft en of zij daar meer of minder algemeen voorkomen, iets wat tegenwoordig in elke flora gedaan wordt.

De Flora Batava is digitaal te zien op http://www.leeswerk.nl/florabatava/index.htm.

Voorblad Flora Batava Papaver_beeld Papaver-tekst
chat loading...